De Traditionele Chinese Geneeskunst is een volwaardige geneeswijze, erkend door de World Health Organization, die stoelt op een eeuwenoude filosofie. Ruim 5.000 jaar geleden is de basis gelegd, maar in al die eeuwen is deze ook steeds verder ontwikkeld. Onze westerse geneeskunde kan bogen op ruim honderd jaar ervaring en wordt ook iedere dag vaardiger.
De Chinese cultuur is heel anders dan onze westerse cultuur. De Chinezen kijken ook anders tegen gezondheid en ziekte aan, en tegen genezen en beterschap. Daardoor kan, waar de westerse gezondheidszorg nog geen adequate oplossing voor heeft, de Chinese geneeskunst soms wel genezing of beterschap bieden. Niet álle huidige ziektes zijn ermee te genezen. Zo vormen aids en kanker ook voor de Chinese geneeskunst nog een uitdaging.
Voor veel ziektebeelden kan de Chinese geneeswijze wel een adequate oplossing bieden. Denk aan (post-traumatische) dystrofie, rsi, whiplash- en hernia-klachten, migraine of fibromyalgie. Hier is de westerse geneeswijze enkel nog symptoombestrijdend bezig. Voor een uitgebreid overzicht zie Welke klachten.
Daarnaast kan de Chinese geneeskunst een andere oplossing bieden bij ziektebeelden waarbij de westerse geneeskunde voor het lichaam belastende medicijnen voorschrijft. Denk aan de vele pijnstillers en koortsverlagende middelen, de antibiotica, zalven enzovoort, die de symptomen vaak onderdrukken en niet de oorzaak van de ziekte bestrijden.
De verschillen tussen de westerse en Chinese filosofie worden vaak aangeduid als de verschillen tussen de arts als monteur en de arts als tuinman.
De westerse geneeswijze wordt vaak aangeduid met geneeskunde terwijl de oosterse geneeswijze aangeduid wordt met geneeskunst. Lees ook Kunde versus Kunst.
Alhoewel de westerse mens zichzelf ooit zag als een integraal deel van alles wat bestond, ziet de westerse mens zich nu als los staand van de natuur. De wereld kan, net als een machine, uit elkaar gehaald worden en teruggebracht tot zijn onderdelen. Wat gemeten, gekwantificeerd en geanalyseerd kan worden, dat is de realiteit.
In het westen heeft men niet altijd zo gedacht. Met de opkomst van de wetenschap, met de Franse wiskundige Descartes aan de basis, kwam ook de overtuiging dat alleen dat bestaat wat we kunnen zien en meten. Je moet niet ergens in geloven, maar je moet bewijzen dat het er is.
Descartes zag het menselijk lichaam als een machine en vergeleek een gezonde man met een goede klok. Tevens trok hij een duidelijke scheidslijn tussen geest en materie.
Binnen dit wereldbeeld zijn de natuur en de mens onderworpen aan mechanische wetten. De westerse geneeskunde is hierdoor de studie van het functioneren van de menselijke machine. De monteur (arts) verricht zo nu en dan routineonderhoud, maar is er vooral om noodreparaties uit te voeren. Hij duikt in de onderdelen en vervangt kapotte elementen om de machine weer aan de praat te krijgen. Het defecte onderdeel kan van het organisme worden gescheiden en men kan het zo geïsoleerd behandelen, verwijderen of vervangen. Het lichaam bestaat uit heel veel onderdelen en voor ieder onderdeel is er een specialist.
De oosterse filosofie is gebaseerd op de gedachte dat al het leven plaatsvindt binnen de cirkel van de natuur. De dingen zijn met elkaar verbonden en wederzijds van elkaar afhankelijk. De natuur is een verenigd systeem van tegenovergestelde en elkaar aanvullende aspecten. Yin en Yang. De natuur is constant in beweging en volgt cyclische patronen. Zo gaat de winter over in de lente en wordt een peuter een kleuter.
Wanneer de elementen van de natuur in evenwicht zijn, is het leven harmonieus en bloeiend. Wanneer het evenwicht tussen de tegenovergestelde krachten verstoord is, gaat het mis.
Binnen het oosterse wereldbeeld is de mens een microkosmos, een tuintje. Een tuin is een dynamisch, zelfregulerend systeem dat zonlicht en water omzet in het levende weefsel van de plant. In de cyclus der seizoenen is er een tijd om te ontkiemen, groeien, rijpen, oogsten en composteren. Het is niet de tuinman die de tuin doet groeien, maar de natuur. De tuinman is een bondgenoot die de bodem voorbereidt, zaad inzaait, watert, onkruid wiedt en planten neerzet in de juiste verhouding met elkaar en met de zon. De rol van de Chinese therapeut is het cultiveren van het leven.
De tuinman moet soms harde maatregelen nemen om plunderende insecten of woekerend onkruid tegen te gaan. Maar hij moet gelijktijdig behoedzaam te werk gaan om bij de bestrijding van het kwaad niet onherstelbare schade aan de tuin zelf aan te richten. De therapeut als tuinman beschermt het lichaam wanneer hij de ziekte aanvalt. Tegelijk met de strijd tegen de ziekte streeft de therapeut in de Chinese geneeskunst ernaar de weerstand en kracht van het lichaam te herstellen. Aanpassingsvermogen en standvastigheid vormen de basis voor onze gezondheid.
De tuinman is kruidengenezer of voedingsdeskundige wanneer hij compost of mineralen aan de bodem toevoegt: hij gebruikt materiële stoffen om groei te bespoedigen. En hij is acupuncturist wanneer hij met onder andere zijn naalden, cups en moxa schuttingen bouwt, greppels, vijvers en sloten graaft om te irrigeren: hij past het stromen van wind en water aan. Zo krijg je een mooie gezonde tuin oftewel een mooi, gezond en sterk lichaam.
De westerse manier van genezen wordt vaak aangeduid met geneeskunde, de oosterse met geneeskunst. Wat is het verschil?
Kunde wil zeggen dat je iets kunt, je hebt een vaardigheid geleerd. Je weet hoe je moet opereren, hoe je een heup moet vervangen of een nieuwe slagader van hart naar longen kunt aanleggen. De westerse geneeswijze is heel erg kundig. De artsen hebben enorm veel vaardigheden en terecht wordt deze geneeswijze dan ook geneeskunde genoemd.
Kunst gaat voorbij de vaardigheden. Natuurlijk zijn er ook vaardigheden nodig voor het beoefenen van kunst, maar er is meer. Denk aan een kunstschilder die de vaardigheid bezit om te schilderen en kleuren te mengen. Zijn product wordt pas kunst als zijn gevoel er in weerklinkt, als de vaardigheden harmonieus zijn toegepast om iets moois te creëren. Vaardigheden kun je aanleren, kunstzinnig zijn zit in je karakter en komt tot uiting in de lef om dingen uit te proberen en voorbij bestaande kaders te denken.
In de oude culturen wordt geleerd: kennis is dat je weet wat de structuur van water is (H2O). Wijsheid is dat je weet hoe je het moet laten regenen.